Brabants boerenhoenkrielen


            

Brabants boerenhoenkriel

 

 

Herkomst: België. Omstreeks 1984 gecreëerd uit klein gebleven Brabantse boerenhoenders
en zilverkwartel Watermaalse baardkrielen.

Algemene indruk: Een licht gebouwd dwerghoen met een diep en vol achterdeel en een typisch
klein kuifje achter de kam.

Vormbeschrijving

Romp

Kop

Kam

 

 

 

Kuif

 

Snavel

 

Kinlellen

Oorlellen

Ogen

Hals

 

 

Rug &

Zadel

Borst

 

Vleugels

 

Schouders

Staart

 

 

Lichaam

 

 

Dijen

Loopbenen

 

Tenen

 

Bevedering

Matig breed, vrij diep, middellang.

Klein, langwerpig; gezicht onbevederd, glad, fijn van weefsel;
rood.

Enkel, nauwelijks middelgroot, recht en rechtop, oplopend naar achteren;
de kamhiel geheel vrij van het achterhoofd staande; kampunten regelmatig gevormd, niet te diep ingesneden en niet te groot; fijn van weefsel; rood. Minder strakke belijning
van het kamfront is toegestaan.

Klein, afvallend, bestaande uit lange, buigzame veren, geheel achter de
kam geplaatst, weinig opvallend.

Middellang, enigszins gebogen aan de punt; donker hoornkleurig of
blauwachtig, naar de punt toe lichter wordend.

Nauwelijks middelgroot, afgerond en hol aangezet; fijn van weefsel;
rood.

Klein, langwerpig rond, fijn van weefsel; zuiver wit.

Donkerbruin tot bruinzwart; oogrand zwartachtig.

Middellang, zich naar onderen verdikkend, iets naar voren gedragen en
alleen in het bovengedeelte flauw gebogen; halsbehang normaal ontwikkeld en reikend tot op de schouders.

Lang, vrij breed, aflopend naar achteren;

Zadelbehang normaal ontwikkeld.

Middelmatig van breedte; diep, doch enigszins hoog gedragen in verband
met de schuin aflopende lichaamshouding.

Groot, aangetrokken aan het lichaam gedragen; vleugeleinden schuilgaande
onder het zadelbehang.

Vrij breed.

Enigszins samengevouwen, met de rug een stompe hoek vormend, sikkels
niet te lang en niet te breed; staartdekveren talrijk en goed aansluitend bij het zadelbehang.

Van de hals tot het achterdeel wordt het lichaam kegelvormig breder. Het
achterdeel is als het ware de kegelvoet. Vooral de hennen vertonen een zeer diep en vol achterdeel.

Vrij kort en groetendeels schuilgaande in het dons van het
onderlichaam.

Benen voldoende uit elkaar geplaatst, van voren gezien recht en
evenwijdig aan elkaar staande; nauwelijks middellang, zeer fijn gebouwd, fijn van schubben, glad; vier tenen, middellang; kleur van loopbenen en tenen lei-blauw.

Glad aanliggend, van normale lengte en met normaal ontwikkelde
sierbe-vedering; weinig donsontwikkeling.

Eventuele verschillen tussen haan en hen

Behoudens secundaire geslachtskenmerken geen verschillen van betekenis,
doch de kam van de hen eerder klein dan middelgroot, in een dubbele vouw op de snavelbasis liggend (dus niet naar één zijde omvallend, zoals bij hennen van andere rassen met
omvallende kam); kuif klein, bijna even lang als breed, alleen het achterhoofd bedekkend en wat hoger op de kop geplaatst dan bij de haan.

Ernstige fouten

Te grote of slecht gevormde kuif; afwezigheid van de kuif; te lichte
ogen; anders dan leiblauwe benen; rode oorlellen; zwakke en ondiepe bouw; omvallende kam bij de haan; niet dubbelge-plooide of staande kam bij de hen.

Fouten

Bovenstaande ernstige fouten in mindere mate voorkomend. Bovendien iets
te fors van bouw en beendergestel.

Gewicht

Ringenmaat

Haan:  700
– 800 gram

Haan:  12
mm

Hen:  600 –
700 gram

Hen:  11
mm

Kleurslagen:

Kwartel: Kleur en tekening van haan en
hen
, zoals aangegeven onder nr. 33 van de Alg. Kleurbeschrijving. De kuifveren zijn goudgezoomd en met een heldere goudkleurige schacht.

Zilverkwartel: Kleur en tekening van haan en
hen
, zoals aangegeven onder nr. 35 van de Alg. Kleurbeschrijving. De kuifveren zijn zilverwit gezoomd en met een zilverwitte schacht.